Welkom op de pagina met liedbesprekingen van Koorhuis. Hier vindt u diepgaande analyses en reflecties op diverse liederen, waardoor u een beter begrip krijgt van de achtergrond, de betekenis en de context van elk lied. Onze besprekingen zijn bedoeld om u te inspireren en uw luisterervaring te verrijken.

Heeft niemand U gezien? - ZJ 759

Tekst: Jan Veulemans – muziek: IWVL

Tekst

De tekstdichter Jan Veulemans is sterk bijbels geïnspireerd bij het schrijven van kerkliederen. De grondgedachte bij de tekst van dit lied vinden we bij Matteüs 25,40: ‘wat gij aan de minste van de mijnen hebt gedaan, hebt ge aan mij gedaan’.

1. Heeft niemand U gezien? Gij staat langs alle wegen als armoede of zegen.
In ieder mens die geeft of vraagt of die een kruis van zorgen draagt kom ik U tegen.

In de eerste strofe komt op de vraag ‘Heeft niemand U gezien’ een verrassend antwoord: God is aanwezig in medemensen als armoede en als zegen, in ieder die geeft en die vraagt. We moeten God niet zoeken buiten de wereld, maar Hij is aanwezig in de mensen rondom ons: niet enkel bij diegenen die ons iets geven of die een zegen voor ons zijn, maar ook in diegenen die ons iets vragen of die ons confronteren met hun tekorten of nood. De dichter stelt het nog scherper: zelfs in diegene die een kruis van zorgen draagt is God aanwezig. God was aanwezig bij en in de gekruisigde Jezus: Hij heeft Hem niet verlaten. Maar God is ook bij mensen die vandaag gebukt gaan onder miserie, die vertrapt, verdrukt of misbruikt worden. We worden uitgenodigd om in ons leven deze mensen niet uit de weg te gaan, maar in hen God te ontmoeten. Eigenlijk komt hier de Bijbelse God ter sprake, die opkomt voor vreemdelingen, weduwen en wezen. Hij die er is voor diegenen die niet meetellen in de maatschappij.

 

2. Heeft niemand U gehoord? Wie ’t brood hier voor mij breken, uw woorden verder-spreken, wie olie vinden voor de pijn, wie zich om mij vergeten, zijn uw taal en teken.

De tweede strofe begint met de vraag: ‘Heeft niemand U gehoord?’. In het antwoord horen we een verwijzing naar het verhaal van de Emmaüsgangers (Lucas 24,13-32). De vreemdeling die de ontmoedigde leerlingen onderweg naar Emmaüs vergezelde, herkennen ze maar als Hij het brood breekt. En ze zeiden: ‘Brandde ons hart niet in ons, zoals Hij onderweg met ons sprak en de Schriften ontsloot’. Het is Jezus zelf die de woorden van de profeten verder spreekt en ze betrekt op de Messias. Wij mogen God ontmoeten in mensen die Zijn woorden verder spreken en die in Zijn Naam het brood breken. Maar er is ook de opdracht aan ons om Zijn woorden verder te vertellen met ons leven. ‘Wie olie vinden voor de pijn’ is geïnspireerd door het verhaal van de Barmhartige Samaritaan (Lucas 10,34). God is aanwezig in mensen die zich bekommeren om anderen, die tijd maken om hulp te bieden. Daarvoor moet je jezelf durven verloochenen en de hulpbehoevende ander plaats geven in je leven. In dergelijke voorbeeldmensen zijn Gods taal en teken te horen. Matteüs 16,24: ‘Indien iemand achter Mij aan wil komen, laat hij dan met zichzelf breken, zijn kruis opnemen en Mij volgen’.

  1. Heeft niemand U gekend? De zin van alle leven gesproken en geschreven wordt hier van eeuw tot eeuw vervuld, wordt ons, in mensentaal gehuld, door U gegeven.

Op de vraag van de derde strofe ‘Heeft niemand U gekend?’ antwoordt Veulemans met verschillende gedachten samengebald in één enkele zin. De kern hiervan is dat de betekenis van alle leven door God gegeven wordt. Hij heeft dat volledig getoond in Jezus van Nazareth, zoals we lezen in Johannes 1,18: ‘Niemand heeft ooit God gezien, maar de eniggeboren God, die nu rust aan het hart van de Vader, Hij is de gids en de weg geweest’. Via het spreken en schrijven van mensen blijft God dit de eeuwen door verder doen. Zijn spreken is een menselijk spreken dat iedereen kan verstaan. De enige voorwaarde is dat je ervoor openstaat.

 Melodie

De werkgroep kerkmuziek van het IWVL (Intermonasteriële Werkgroep Voor Liturgie) zette deze tekst op muziek. De originele partituur van dit lied is te vinden in de Varia van het Abdijboek. Daarbij valt op dat in het origineel op de mi-mol van zegen een fermateteken staat; in ZJ is deze fermate weggelaten. Ik suggereer om op die plaats een ademhaling in te voegen die stevig genoeg is om het tweede deel van het lied in één grote boog te kunnen realiseren.

Bemerk de prachtige melodische zetting van de vraag bij het begin van elke strofe. De kleine uitwijking naar de sol op ‘niemand’ creëert een vraag, die versterkt wordt door de achtste rust na de vraag. De zeggingskracht zou veel kleiner geweest zijn indien op ‘niemand’ tweemaal la-mol was genoteerd.

De eerste zin (‘Heeft niemand’ tot ‘zegen’) strekt zich uit over een toonafstand van een kleine septime: de grondnoot is la-mol en de melodie beweegt zich eerst naar de hoge re-mol (afstand van een reine kwart) en daalt daarna naar de mi-mol (ook afstand van een kwart). Mi-mol is de vijfde toontrap van de melodie (dominant) en wordt bij het begin gebruikt als opstap naar de grondnoot la-mol.

In de tweede zin krijgen we een boogmotief (op: ‘in ieder mens die geeft of vraagt’: stijgend en dalend) dat gevolgd wordt hetzelfde boogmotief (op: ‘of die een kruis van zorgen draagt’) maar een kleine terts hoger (in een bijna letterlijke progressie: de si-mol op zorgen is anders dan in het eerste boogmotief). De melodie eindigt op de grondnoot.

 

Het lied is te beluisteren op de CD ‘Door de wereld gaat een lied’ deel 14 en is daar ingezongen door de broeders van de Sint-Sixtusabdij (Westvleteren).